Toen in 2012 het wetsvoorstel Kansspelen op afstand (Koa) werd geschreven, is hierin vastgelegd dat online kansspelaanbieders een zorgplicht hebben. Kort gezegd houdt dit in dat aanbieders er voor moeten zorgen dat gokkers niet in de problemen komen en, als dat toch dreigt te gebeuren, dat zij moeten ingrijpen. Als leerstuk is de zorgplicht in Koa echter niet voldoende uitgewerkt.
Hoe je er precies aan kunt voldoen, is niet in een oogopslag te zien. Dat komt doordat Koa principle based is geschreven: de wet schrijft een algemeen juridisch kader voor waar gokaanbieders zich aan moeten houden. De invulling van bijvoorbeeld de zorgplicht moet door de aanbieder binnen dat ruimere kader zelf ingevuld worden.
We zijn inmiddels meer dan tien jaar verder en hebben twee jaar ervaring met de wet Koa sinds dat de markt in oktober 2021 openging. We moeten vaststellen dat de zorgplicht meer gebaat is bij een rule based aanpak, dus een meer vastomlijnd normenkader zodat aanbieder en gokker vooraf weten waaraan ze moeten voldoen, respectievelijk waarop hij kan rekenen.
De zorgplicht houdt onder meer in dat een aanbieder van online kansspelen een belangrijke rol heeft bij preventie en vroegsignalering van mogelijk problematisch gokgedrag. Een vergunde aanbieder neemt verantwoord gokken heel serieus, detecteert snel onverantwoord speelgedrag en neemt – in het geval van problematisch gedrag – ook meteen de benodigde stappen.
“Een vergunde aanbieder neemt verantwoord gokken heel serieus, detecteert snel onverantwoord speelgedrag en neemt – in het geval van problematisch gedrag – ook meteen de benodigde stappen.”
Nu is er voor een principle based regulering in het algemeen best wel wat te zeggen. De wet- en regelgeving die niet elke mogelijk voorkomende situatie probeert te reguleren is ten slotte veel flexibeler en gaat uiteindelijk ook langer mee. De toepasbaarheid is immers niet gebonden aan de situaties zoals de wetgever die kon bedenken toen de wet werd geschreven. Ook de wetgever is immers geen beste voorspeller. Het nadeel van het strakke keurslijf heb je niet bij wetgeving die principle based is.
Tegelijkertijd moeten we helaas vaststellen dat een principiële benadering van de zorgplicht onvoldoende duidelijkheid biedt aan zowel de gokkers, de kansspelaanbieders als aan de toezichthouder. Als het niet scherp is voorgeschreven op welke wijze aanbieders precies invulling moeten geven aan de zorgplicht, is het moeilijk om er goed op te sturen en te controleren. Het toezicht is er ook minder voorspelbaar door. Waar liggen precies de grenzen van het toelaatbare?
Naar mijn mening hebben we met het principle based model eenvoudigweg niet de tijd om dit uit te kristalliseren in jurisprudentie. Dat zou ook onrecht doen aan de consumentenbescherming en gokkers die in de problemen raken. Wat mij betreft gooien we het bij de regulering van online kansspelen dus meer over de rule based-boeg. Daar waar er geen technologie bij komt kijken, schrijft de wetgever voortaan heel precies voor waar, wanneer en hoe een aanbieder zich voldoende kwijt van de zorgplicht en beschrijft zij ook heel specifiek wanneer er sprake is van het ontstaan van problematisch gokgedrag. Nu is dat te veel aan eenieders individuele inschatting gelaten.
Voorspelbaar en uniform
Ik pleit er dus voor om binnen de wet een set duidelijke en niet-onderhandelbare regels op te stellen die de basis vormt van de zorgplicht en waar alle aanbieders zich naar kunnen richten. Deze set wordt ondersteund door het onderliggende principe dat de geest van zorgplicht vastlegt. Zo zijn gokaanbieders verplicht om binnen heldere grenzen te monitoren en te handelen. Los daarvan worden aanbieders zo ook gestimuleerd om proactief verder te gaan in het handelen in het belang van de spelers.
“Wanneer zou de vlag omhoog moeten omdat iets risicovol speelgedrag is, en wanneer moet je ingrijpen als aanbieder?”
Dat is iets waar NOGA sinds de opening van de markt haar leden al tot aanspoort: niets weerhoudt je ervan om verder te gaan dan de wet, om de consument zo volledig mogelijk te beschermen. Mede daarom is NOGA betrokken bij een project onder auspiciën van de Europese standaardisatie organisatie CEN om te komen tot een uniform stelsel van markers of harm. Een uniform begrippenkader waarin ligt vastgelegd wat problematisch spelgedrag is. Wanneer zou de vlag omhoog moeten omdat iets risicovol speelgedrag is, en wanneer moet je ingrijpen als aanbieder?
In de kern gaat dit debat gaat over verantwoordelijkheid. Online gokaanbieders hebben naast hun wettelijke taken en plichten ook een morele en ethische verantwoordelijkheid om kwetsbare spelers te beschermen en verslavingsrisico’s te minimaliseren. Of die verantwoordelijkheid nu wordt aangescherpt via strikte regels of brede principes, voorop staat dat het niet vrijblijvend is. Er moet een duidelijk en voorspelbaar regelgevend kader zijn dat de normen en verplichtingen van gokaanbieders vastlegt.
De discussie zelf is een belangrijk teken van vooruitgang. Het is nu aan de wetgever, industrieleiders en belanghebbenden om samen te komen en een model te vinden dat recht doet aan de verschillende belangen maar vooral en in eerste instantie aan de consumentenbescherming.
Dit is de vierde van een maandelijkse bijdrage van Peter-Paul de Goeij. De Goeij is directeur van branchevereniging NOGA en mede-naamgever van Feitmans & PeePee, een podcast die hij samen maakt met ervaringsdeskundige Feite Hofman, tevens een columnist voor CasinoNieuws.nl. Keuze pull-quotes door CasinoNieuws.nl.
Lead-foto Peter-Paul de Goeij via Gaming in Holland.